Rasstandaard

Datum van publicatie van de oorspronkelijke geldige standaard: 13.03.2001.

Gebruik: Tot het einde van de 17e eeuw werden Ierse wolfshonden gebruikt voor de jacht op wolven en herten in Ierland. Ze werden ook gebruikt voor de jacht op de wolven die grote delen van Europa hadden geteisterd voordat de bossen werden gekapt.

Classificatie FCI:
Groep 10 (windhonden)
Sectie 2 (ruw gecoate windhonden)
Zonder werkproces.

Classificatie Nederland: Windhondengroep

Korte historische samenvatting: We weten dat de continentale Kelten een windhond hielden die waarschijnlijk afstamt van de windhond die voor het eerst op Egyptische schilderijen is afgebeeld. Net als hun continentale neven waren de Ierse Kelten geïnteresseerd in het fokken van grote honden. Deze grote Ierse honden konden gladde of ruwe vacht hebben, maar in latere tijden overheerste de ruwe vacht mogelijk door het Ierse klimaat. Het eerste schriftelijke verslag van deze honden was van een Romeinse Consul 391 na Christus, maar ze waren al in Ierland gevestigd in de eerste eeuw na Christus toen Setanta zijn naam veranderde in Cu-Chulainn (de jachthond van Culann). Er wordt melding gemaakt van de Uisneach (1ste eeuw) die 150 honden meenamen op hun vlucht naar Schotland. Ierse honden vormden ongetwijfeld de basis van de Schotse Deerhound.

Paren Ierse honden werden door de koninklijke huizen van Europa, Scandinavië en elders van de Middeleeuwen tot de 17e eeuw als geschenken gewaardeerd. Ze werden naar Engeland, Spanje, Frankrijk, Zweden, Denemarken, Perzië, India en Polen gestuurd. In de 15e eeuw moest elk graafschap in Ierland 24 wolfshonden houden om de boerenkudden te beschermen tegen de verwoestingen van de wolven. Het Cromweliaanse verbod (1652) op de export van wolfshonden hielp hun aantal voor een tijdje te behouden, maar door de geleidelijke verdwijning van de wolf en de aanhoudende vraag vanuit het buitenland daalde hun aantal tegen het einde van de 17e eeuw bijna tot het punt van uitsterven.

De opleving van de belangstelling voor het ras ging gepaard met de groei van het Ierse nationalisme aan het einde van de 19e eeuw. De Ierse Wolfshond werd een levend symbool van de Ierse cultuur en van het Keltische verleden. In deze tijd begon een vastberaden liefhebber, Kapitein G.A. Graham, met het verkrijgen van enkele van de weinige overgebleven honden van het Wolfshond type die nog steeds in Ierland konden worden gevonden, en met het gebruik van de Deerhound en het af en toe kruisen met de Borzoi en de Duitse Dog, bereikte hij uiteindelijk een type hond dat rasecht werd in elke generatie. De resultaten werden uiteindelijk geaccepteerd als een legitieme heropleving van het ras. De Ierse Kennel Club plande een klasse voor Ierse Wolfshonden op hun show in april 1879, en een club werd opgericht in 1885. De Ierse Wolfshond geniet nu weer iets van de reputatie die het in de Middeleeuwen had. Wolfshonden zijn nu eigendom van en worden in vrij grote aantallen buiten Ierland gefokt.

Algemene indruk: De Ierse Wolfshond moet niet zo zwaar zijn als de Deense Dog, maar zwaarder dan de Deerhound, op wie hij verder wel het meest lijkt. Hij moet groot zijn en grootsheid uitstralen, zeer goed bespierd zijn, sterk maar sierlijk gebouwd met een actieve en gemakkelijke manier van bewegen; hoofd en nek hoog gedragen; de staart met een opwaartse bocht gedragen met een lichte neiging naar krul aan het einde.
Grote omvang, met inbegrip van hoogte op de schouder en evenredige lengte van het lichaam, is het beoogde doel, en het is gewenst om een ras (dat gemiddeld 81 cm bij teven tot 86 cm bij reuen hoog is) met de nodige kracht, activiteit, moed en symmetrie vast te stellen.

Gedrag en temperament: “Lammeren thuis, leeuwen in de jacht”.

Fysieke kenmerken:

Hoofd: Lang, met een zeer lichte stop op het voorhoofd en een zeer lichte verdieping tussen de ogen.

Craniaal gebied: Schedel: Niet te breed

Gezichtsgebied:
Snuit: De snuit lang en gemiddeld spits.
Tanden: Het gebit een schaargebit, maar een vlakke beet mag.
Ogen: Donker
Oren: De oren klein en gedragen als een Greyhound.

Nek: Tamelijk lang, zeer sterk en gespierd, goed gebogen, zonder loshangend keelvel.

Lichaam: Lang, goed geribd.
Rug: Eerder lang dan kort.
Lendenen: Lichtelijk gewelfd.
Kroep: Grote breedte over de heupen.
Borst: Zeer diep, gemiddeld breed, borst breed.
Ribben: Goed gewelfd.
Buik: Goed opgetrokken.

Staart: Lang en licht gebogen, gemiddeld van dikte en goed met haar bezet.

Ledematen:
Voorhand:
Schouder: Gespierde schouders, zodat de borst breed is. Schouders schuin naar voren aflopend.
Ellebogen: Ellebogen er goed onder geplaatst, niet naar binnen of naar buiten wijzend.
Voorpoot: Gespierde onderarm, de hele voorpoot recht en goed gespierd.

Achterhand:
Dijen: Lang en gespierd.
Knie: Mooi gebogen
Tweede dij: Goed gespierd, lang en sterk.
Hakken: Lage hakken die niet naar binnen of naar buiten wijzen.

Voeten: Van gemiddelde maat en rond, niet naar binnen of naar buiten wijzend.
Tenen: Goed gebogen en vast.
Nagels: Zeer sterk en gebogen.

Gang / Beweging: Bewegingen gemakkelijk en actief.

Vacht: Haar. Ruw en hard op het lichaam, de poten en het hoofd; vooral langer draadhaar boven de ogen en onder de kaak.

Kleur en aftekeningen: De erkende kleuren zijn grijs, gemêleerd grijs (brindle), rood, zwart, puur wit, beige of iedere bij de Deerhound voorkomende kleur.

Maat: (Hoogte & Gewicht)
Gewenste hoogte: gemiddeld 81cm bij teven tot 86cm bij reuen.
Minimale hoogte: Reuen 79cm.
Minimum gewicht: Reuen 54,5 kg.
Minimale hoogte: Teven 71cm.
Minimum gewicht: Teven 40.5 kg.

Fouten:
Elke afwijking van de voorgaande punten moet als een fout worden beschouwd en de ernst van de fout moet in juiste verhouding staan tot de ernst ervan.

  • Een te licht of te zwaar hoofd.
  • Teveel gebogen neusbeen.
  • Verzakte, gebogen voorpoten; te veel gebogen polsen.
  • Zwakke achterhand of algemeen tekort aan spieren.
  • Te korte rug.
  • Holle of te rechte rug.
  • Lange hangende oren.
  • Gedraaide voeten.
  • Uitgespreide tenen.
  • Korte nek; loshangend keelvel.
  • Te smalle of te brede borst.
  • Te veel krul in de staart.
  • Lippen en neus niet zwart.
  • Erg lichte ogen, roze of leverkleurige oogleden.

Diskwalificerende fouten:

  • Agressieve of te schuwe honden.
  • Elke hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen vertoont, wordt gediskwalificeerd.

Opmerking: Reuen moeten twee ogenschijnlijk normale testikels hebben die volledig in het scrotum zijn ingedaald. 

Lijst van Punten in volgorde van Belangrijkheid:

  1. Type. De Ierse Wolfshond moet niet zo zwaar als de Deense (Duitse) Dog, maar zwaarder dan de Deerhound zijn, waar hij verder het meest op lijkt.
  2. Groot van maat en groots van uitstraling.
  3. Energiek en gemakkelijk bewegen.
  4. Hoofd lang en vlak, hoog gedragen.
  5. Voorpoten stevig van bone (botten) en recht; de ellebogen er recht onder.
  6. Dijen lang en gespierd, tweede dijen goed bespierd, knieën goed gehoekt.
  7. De vacht ruw en hard, vooral draadharig boven de ogen en onder de kaak.
  8. Het lichaam lang en met lange ribbenkast, met goed gebogen ribben en brede heupen.
  9. Lendenen gewelfd, de buik goed opgetrokken.
  10. De oren klein en gedragen als een Greyhound (rozenoor).
  11. De voeten gemiddeld van maat en rond, de tenen vast en gebogen.
  12. De nek lang, goed gebogen en zeer sterk.
  13. De borst zeer diep en redelijk breed.
  14. De schouders gespierd en aflopend.
  15. De staart lang en licht gebogen.
  16. De ogen donker.

Let op, deze punten zijn slechts in volgorde van belangrijkheid aangegeven, ten allen tijde dient de Standaard van Uitmuntendheid gevolgd te worden, die bij twijfel altijd voorrang heeft op de Lijst van Punten.